Met 'vlygend vaendel' door De Streek
Enkhuizen viert elk jaar de ‘Opstand ende bevrijdinghe’, Alkmaar kent de viering van de ‘ontzetting van Alkmaar’ en Hoorn staat het gehele weekeinde in het teken van de overwinning van de Geuzen in de Slag op de Zuiderzee in 1573. Stede Broec heeft geen feestelijkheden die herinneren aan het begin van het ontstaan van Nederland als natie. Maar dat wil zeker niet zeggen dat het krijgsgeweld dat gepaard ging met de reformatie aan onze gemeente voorbij ging.
Integendeel, Stede Broec lag in de eerste jaren na de reformatie in de frontlijn van de Opstand tegen de Spanjaarden. Door de belegering van Haarlem door de Spanjaarden en vanwege het feit dat Amsterdam Philips II trouw bleef, was het opstandige Noord-Holland afgesloten van de rest van het land. De steden hier waren frontsteden geworden in de strijd tegen de Spanjaarden. De hele zomer en lang daarna was de Streek het toneel van doortrekkende troepen.
Een van de eerste steden in het Noorden die de kant kozen van Willem van Oranje, was Enkhuizen. De stad werd zowel door de Spaanse landvoogd Alva als door Willem van Oranje van groot strategisch belang geacht. Om zijn intenties kracht bij te zetten, liet Alva de Spaanse vloot voor anker gaan en werd een krijgsmacht naar de stad gestuurd om deze te bezetten. Dit was teveel voor de Enkhuizers. Op 21 mei 1572 veroverde een klein aantal opstandigen de voornaamste gebouwen in de stad en zette de burgemeesters in de Drommedaris gevangen.
Met vlygende vaendel
Met de verwachte aantocht van de geuzenvloot nam de bereidheid van vele Enkhuizers om tegen Alva en voor de prins in de strijd te gaan flink toe. Het maakten vele tongen los. De geruchten stegen ten top toen vernomen werd dat enige lieden uit Enkhuizen een snelle zeiler naar de Waddenzee hadden gezonden om de Watergeuzen naar de stad te halen. ‘Om Enkhuizers te assisteren jegens de papisten’. Daarbij waren sommige heethoofden van Enkhuizen van mening ‘om zodra de geuzenschepen binnen waren, den Streecke met vlygende vaendel over te vallen ende te plunderen’. Dit vanwege de grote rivaliteit tussen de steden.
De regeerders van het nabij gelegen Grootebroeck maakten zich ondertussen zorgen over dergelijke geuiden. Daarom werd de dag er na, op 22 mei 1572, een delegatie naar de stad gezonden om zich op de hoogte te stellen van de bedoelingen van de Enkhuizers. Daar werden ze welwillend ontvangen door het vernieuwde stadsbestuur Zij vertelden dat zij de volgende morgen de geuzenschepen verwachtten, maar dat zij ‘geensins in menige sijnde nochte oock gepeinst te hebben ommen de Langen Streecke te plunderen ofte yet te beschadigen.’ Ook zou er niet getornd worden aan het recht van Stede Broec om producten van het land in de eigen Waag te veilen.
Doorgangsweg voor de Geuzen
Na deze vriendelijke woorden werden de Enkhuizers bedankt de wachtenden in Grootebroek gerustgesteld. Dat in tijden van oorlog en geweld de waarheid soms ver te zoeken is, ondervonden de Strekers niet veel later. Zodra de Watergeuzen bij Enkhuizen aangekomen waren, verscheen kapitein Gelis Steltman met vliegend vaandel in De Streek. Enkhuizen was in hun handen, nu het omliggende land nog. Slechts een houten poort aan het begin van het rechtsgebied van Stede Broec met wat ongeoefende rechtsdienaars kon dit niet verhinderen.
Nu was het gedaan met de stedelijke vrijheid. De Streek werd een doorgangsweg voor Geuzen en de huurlegers van de prins. De Enkhuizers blokkeerden dadelijk de Broekerhaven, zodat daar geen schip in of uit kon. Die handelsmogelijkheid voor Stede Broec was dus afgesloten. Enige andere lieden uit Enkhuizen die met de Geuzen waren meegekomen, sloten stiekem de publieke Waag van Grootebroek af. Het gevolg was dat de boeren van Stede Broec hun opbrengsten van het land in de Waag van Enkhuizen moesten aanbieden en daar ook belasting moesten afdragen. Later werd op last van de prins Willem de Zwijger de sluiting weer ongedaan gemaakt.
Plundering van het St. Elizabethklooster
Hoewel de Geuzen werden ingehaald door Enkhuizen, werden ze gelegerd in Grootebroek. Enkhuizen had - net als andere steden – geen enkele behoefte aan woest krijgsvolk binnen de omwalling van de eigen stad. Het geuzenleger moest zelf maar zien hoe zij onderdak vond en aan eten kwam. Het gezelschap trok daarop naar Grootebroek en nam zijn intrek in het St. Elisabethklooster. Dat stond leeg doordat de zusters gevlucht waren voor het krijgsgeweld. Hier gingen Geuzen vreselijk te keer; alles wat los en vast zat werd vernield en geroofd. Vechten en varen maakten blijkbaar dorstig. Want na hun vertrek lieten de Geuzen een enorme drankrekening na van 2200,-- gulden. Te betalen door de Stede Broec.
De hele zomer en lang daarna was de Streek het toneel van doortrekkende troepen. Deze manschappen waren nodig in de strijd om West-Friesland te behouden voor de Opstand. Wetteloosheid en willekeur regeerden. Illustratief is het verhaal van de koster Adriaan Olofsz die bij Schagen werd opgepakt op beschuldiging dat hij zijn pastoor verborgen zou hebben gehouden. Hij werd meegevoerd naar Enkhuizen om daar voor het geuzengerecht te verschijnen. Maar de tocht duurde zolang dat zij ’s avonds hun intrek namen in het huis van de Grootebroeker Cornelis Broersen. Blijkbaar hadden de Geuzen geen trek om nog verder te reizen en met een proces voor geuzengerecht een schijn van rechtvaardigheid hoog te houden.
In de morgen van 1 november 1572 werd de koster opgehangen aan een notenboom die stond tussen de kerk en het klooster te Grootebroek. De boom werd op last van de overheid omgehakt teneinde de herinnering aan dit gebeuren zo spoedig mogelijk te vergeten.
Tussen twee vuren
Het zijn dit soort excessen geweest waardoor de animo voor de 'bevrijding' na de opstand in de meeste dorpen in het 'bevrijde' West-Friesland, niet bepaald groot was. De inwoners bevonden zich tussen twee vuren, de Spanjaarden en de Geuzen, en van beide kanten hadden ze weinig goeds te verwachten. De Streek was een doorgangsweg voor plunderende geuzen en de inwoners stonden – veel meer dan de stedelingen – bloot aan geweld. Toen na verloop van tijd de eerste predikers van het nieuwe geloof zich vestigden, kregen zij dan ook nauwelijks aanhang. Ongetwijfeld hebben sommigen wel wat gevoeld voor de nieuwe religie. Maar het onnodige geweld en de geloofsvervolgingen waarmee het gepaard ging, schrikten velen af.
Kortom, de opstand ging onze gemeente zeker niet voorbij. Maar reden voor uitbundige viering van de ‘bevrijding’ zoals in Hoorn en Enkhuizen zijn de krijgshandelingen hier allerminst geweest.
Dit is een ingekorte en bewerkte versie van het het artikel 'De Streek tijdens de Reformatie' van Gerard Sijm, dat eerder verscheen in het Jaarboek Oud Stede Broec 2010. Het volledige artikel kun je hieronder downloaden.