Vlag van Stede Broec vanaf 1979
Wapen van Stede Broec vanaf 1979
Wapen van Bovenkarspel vanaf 1816
Wapen van Grootebroek vanaf 1816
Het wapen van Grootebroeck 1617 "Een gedenksteen waarop twee leeuwen het wapen van stede (Groote)broek vasthouden.
Op de steen is het jaartal 1617 aangegeven.
Deze steen was geplaatst boven de doorgang van het afwaterkanaal, aan de 'binnenzijde' van de Westfriese Omringdijk bij het voormalige stoomgemaal Het Grootslag 2 aan de Zuiderdijk te Bovenkarspel.
De steen is nu nog te bewonderen in het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen ( het Buitenmuseum), nabij de stoomwasserij."
Het wapen van Grootebroek op tekening van 1695
Provincie Noord-Holland
(Hoofd)plaats Bovenkarspel/Grootebroek/Lutjebroek samen Stede Broec
Oppervlakte: - Land - Water 31,19 km˛ 16,42 km˛ 14,77 km˛
Inwoners:
Bevolkingsdichtheid: 21.663 inwoners per 1 januari 2018 met een dichtheid van 1321 inwoners per vierkante kilometer
Geografische ligging
Belangrijke verkeersaders: N307, N505, spoorlijn Amsterdam-Enkhuizen
Stations: Bovenkarspel /Grootebroek en Florahalte Broekerhaven
Netnummer : 0228
Postcodes: 1610-1614
Burgemeester: R.A. P. Wortelboer sinds 2018
De geschiedenis van Stede Broec in vogelvlucht
Op de website van de vereniging 'Oud Stede Broec' hoort natuurlijk iets over de geschiedenis van Stede Broec te staan. Voor het onderstaande is gebruik gemaakt van het door B. Voets geschreven boekje 'Een kijkje in de geschiedenis van Stede Broec', uitgegeven in de Stolphoevereeks onder auspiciën van het Historisch Genootschap 'Oud West-Friesland'.
Daar de geschiedenis en ontwikkeling van Stede Broec parallel loopt met die van West-Friesland wordt hierover ook iets verteld, waarbij gebruik gemaakt werd van het boek 'West-Friesland in Oude Kaarten' van Marc Hameleers.
Stede Broec
Volgens sommigen hangt de naam Broec of Broek samen met moeras. Men onderscheidt zelfs een groot moeras (Grootebroek) en een klein moeras (Lutjebroek) en al heel spoedig een plaats waar men samenkwam voor religieuze oefeningen, namelijk Broekelerkerspel: plaats van samenkomst voor mensen uit dit moerasgebied. In de 7e eeuw wordt in de oude boeken de naam Broek genoemd en genoot de buurt de bescherming van de vorsten.
Op 2 augustus 1364 krijgen de dorpen (buurtschappen) Grootebroek en Bovenkarspel stadsrechten van Hertog Albrecht van Beieren. Deze stelde een stuk op 'aen allen die onsen brieve sullen leesen', waarin hij bekent maakte 'uyt genegentheidt van Grote brouck ende Bovenkerspel' het volgende gebied stadsrechten te verlenen 'we1cke begint aen 't westeijnde van Grote brouck tot hondert maten, gemeenlijk roeden genaemdt, vanaf die kerck van Boven Kerspel naer het Oosten'.
In 1402 worden Lutjebroek en Hoogkarspel toegevoegd
Voor de mensen was het leven in een boerenstad niet zo gemakkelijk. Boeren immers hadden hun werk buiten de plaats en moesten wel eens ver weg om hun producten te verkopen. Nu ze in een stad woonden hadden ze een bijzonder recht op bescherming, maar dan moesten ze hun bestuurders daarvoor de gelegenheid geven: ze konden niet zomaar weglopen. In de echte steden leefde men tussen muren en kon men alleen maar door poorten naar buiten. In Broec was dat anders. De bewoners konden gewoon weglopen. Maar omdat zoiets meestal alleen in de zomermaanden voorkwam, wanneer het werk op het land het vroeg, werd vastgesteld:
'Aan iedere poorter echter, worden, indien zulks nodig is, toegestaan veertig dagen in de maand juli en augustus om de oogst binnen te halen en even zoveel dagen in de herfst om te zaaien buiten de grenzen van de stad.'
Ongeveer in 1650 ontstaat er een buurtschap Andijk, dat behoort tot Stede Broec. Deze buurtschap is sterk gereformeerd. In 1812 wordt Andijk een aparte gemeente. In 1813 krijgen Hoogkarspel, Grootebroek en Bovenkarspel aparte raden, waardoor Stede Broec ophoudt te bestaan. Op 1 januari 1979 worden Grootebroek, Lutjebroek en Bovenkarspel weer samengevoegd tot Stede Broec.
De haven van Stede Broec (Broekerhaven)
De poorters van Stede Broec wilden in de 15e eeuw een eigen haven om zo de scheepvaart in eigen hand te houden. Dit was geheel tegen de zin van de stad Enkhuizen. Een plan werd ingediend bij Philips van Bourgondië en het werk uitgevoerd. In 1449 werd de Broekerhaven in gebruik genomen. De mensen van Broec pikten een graantje mee van de bijzondere welvaart die de zee bracht. Dit is te zien aan de 59 schepen uit Broekerhaven die in 1574 door de Sont voeren naar de Oostzee en daar tol betaalden. Broec kwam daarmee op de derde plaats op de ranglijst van Hollandse steden terecht.
Bij de Broekerhaven was ook een overtoom of rad geplaatst om de polderschuiten in de haven te kunnen brengen. Dit rad werd door menskracht, maar ook wel door paarden aangedreven. Op 21 februari 1923 werd de huidige 'Overhaal' ,door elektrische motoren aangedreven, in gebruik genomen. De straat naast de overhaal wordt nog steeds 'Achter het Rad' genoemd.
De Broekerhaven met 'Rad', getekend door C. Pronk in 1729.
Het achtste wereldwonder
Als er ergens iets groots wordt verricht, is men er al heel gauw bij om dit aan te duiden als het achtste wereldwonder. Met gerechtvaardigde trots vertelt men dan over een unieke prestatie van een vaak kleine gemeenschap. In het jaar 1591 werd er een weg aangelegd tussen Hoorn en Enkhuizen, dwars door Stede Broec. Tot dan toe was de verbinding een pad van klei, met hier en daar wat zand. Omdat er nog geen vuilophaaldienst was, gooiden de bewoners alles wat ze kwijt wilden op de weg. Het werd platgereden door de paarden en wagens, het veroorzaakte een verschrikkelijke rommel en stagneerde vaak het verkeer. Daar kwam nog bij dat de overgangen over de sloten primitief en gevaarlijk waren. Omdat Hoorn en Enkhuizen veel contact met elkaar hadden, besloot men in de eerste helft van de l7e eeuw de toegang tot de beide steden te verbeteren. Besloten werd een straatweg aan te leggen. Er werden heel wat klinkers in verwerkt en toen de weg officieel werd geopend was men terecht trots op deze prestatie.
Vroege geschiedenis (tot ca. 1300 na Christus)
Uit opgravingen van onder andere. grafheuvels in en om Stede Broec blijkt dat de eerste bewoning reeds ca. 2000 jaar voor Christus aanwezig was door de zgn. klokbekervolken. Ook tijdens de bronstijd is bewoning aangetoond. Volgens de geschiedschrijver Herodianus (180-238 na Christus) zijn ook de Romeinen in West-Friesland geweest. Hij bericht over stammen, koppig en eigenwijs, die leefden in onherbergzame oorden. Pas vanaf de zevende of achtste eeuw kan gesproken worden van permanente bewoning op hoger gelegen gebieden.
Het steeds opdringende zeewater noodzaakte het opwerpen van terpen en het aanleggen van dijken. Het gebied van Stede Broec ligt binnen de Westfriese Omringdijk die door de mensen is aangelegd en voltooid werd tussen de jaren 1000 en 1200 na Christus.
Groeiende welvaart (1300-1500)
De bewoners van Stede Broec zijn tot in de 20ste eeuw hoofdzakelijk boeren geweest. De boeren hadden als belangrijkste inkomstenbron de veeteelt met landbouw, o.a. haver en gerst. Verder waren er ook vissers zowel in de polder als op zee.
In de 14e eeuw is men in de polder begonnen met de grondverbetering. Men heeft dijken aangelegd en sloten gegraven, waardoor de vaarpolder ontstond. Dit gebeurde allemaal met de hand en wie de oude polders heeft gekend, weet hoeveel werk dit moet zijn geweest.
In de 14e en 15e eeuw kwam West-Friesland tot economische bloei, mede dankzij de gunstige ligging aan de Zuiderzee. De steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik ontwikkelden zich tot belangrijke economische centra, waarvan Stede Broec ook een graantje meepikte.
De scheepvaart en handel werden tot het begin van de 15e eeuw vooral beheerst door de Hanzesteden, waaronder Hamburg, Lübeck, Bremen en Emden. Schepen uit deze steden deden regelmatig de diverse Westfriese havensteden aan, hetgeen stimulerend werkte op handel en scheepvaart. Westfriezen slaagden erin, samen met Hollanders en Zeeuwen geleidelijk de leidende positie van de Hanzesteden te doorbreken. Zij voerden zout en wijn naar de Oostzeelanden en brachten graan, hout en bosproducten mee terug.
Rond 1450 hadden zij de leidende positie in de Oostzeevaart overgenomen. Niet alleen de steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, maar ook Stede Broec, Wijdenes, Schellinkhout, Schagen en Aartswoud speelden hierbij een rol van betekenis.
Kaart van Holland en Friesland gemaakt door Tramaezini, anno 1520.
Verder toenemende welvaart (1500-1650):
In economisch opzicht ging het West-Friesland, en dus ook Stede Broec, in deze tijd voor de wind. Weliswaar ondervonden Westfriese schepen hinder van diverse oorlogen, maar dat kon niet verhinderen dat handel, scheepvaart en visserij welvaart brachten voor zowel stad als platteland. De boeren zagen hun afzetgebied groeien, hetgeen een stimulans voor met name de veeteelt en daarnaast de tuinbouw betekende. De bloeiende havensteden vormden een goede markt voor agrarische producten; gedeeltelijk dienden deze producten voor de stedelijke bevolking aldaar. Een deel werd aangewend als proviand op de schepen, een ander deel werd vervoerd naar steden buiten het gewest bijvoorbeeld naar. Amsterdam.
Dijkdoorbraken:
In 1404 en 1421 werd door hevige stormen veel schade aangericht. Vooral de vloed uit 1421, bekend onder de naam St.Elizabethsvloed (18 november), gaf de stoot tot verbetering van de Hondsbossche Zeewering. .In 1570 verwoestte de vreselijke Allerheiligenvloed grote delen van de Omringdijk. De dijken werden weer hersteld, maar in 1573 werden de dijken doorgestoken door Sonoy, gouverneur van West-Friesland, namens Willem van Oranje, in de strijd tegen de Spanjaarden. Pas in 1596 was de schade weer hersteld.
De grootste watersnood in West-Friesland begon met een najaarsstorm op 1 november 1675, waardoor de Zuiderzeedijk tussen Schardam en Scharwoude over een lengte van tientallen meters werd weggeslagen. Het Historisch Genootschap 'Oud WestFriesland' heeft hier, ter herinnering, een monument geplaatst. Het water kwam tot Rustenburg en Medemblik.
Op 17 november 1675 volgde een tweede zware storm waardoor ook Aartswoud, Hoogwoud en Opmeer onder water kwamen. Op 4 december 1675 volgde de zwaarste ramp in de vorm van een springvloed. De storm hield aan en op 6 december braken ook de Zwaagdijk en de Oudijk. Hierdoor 'kwam ook een deel van Drechterland onder water.
Op 23 januari 1676 was de zeedijk bij Scharwoude weer hersteld, het duurde echter tot de zomer van datzelfde jaar voordat de laagste landen, waaronder Hensbroek, droog waren. .De watersnoodramp had vele slachtoffers geëist. Er was bovendien veel vee verdronken, ook waren de beesten in paniek gevlucht naar hoger gelegen gedeelten en naar de Beemster en de Schermer. Door het zoute water was de vruchtbaarheid aangetast en de opbrengst van het land ging hierdoor sterk achteruit. In de buitenmuur van het huis van Ton Boon, Hoofdstraat 292 te Bovenkarspel, is een steen ingemetseld waarop de waterhoogten in de Zuiderzee zijn aangegeven tijdens zware storm en hoogwater die mogelijk konden zijn. waterhoogten
Achteruitgang (18e eeuw)
De achteruitgang van handel, scheepvaart en visserij in de havensteden liet ook zijn sporen achter op het platteland en dus ook in Stede Broec. Boeren konden hun producten minder goed kwijt. De grote watersnood van 1675, waarbij veel kapitaal vernietigd was, had reeds een ommekeer in de Westfriese welvaart tot gevolg gehad. Nu kregen de boeren een volgende gevoelige klap te verwerken.
Gedurende de 18e eeuw brak verschillende keren runderpest uit, waardoor veel vee stierf. De grote sterfte onder het vee had dan ook noodlottige gevolgen voor de levensomstandigheden van de bevolking. Het gebeurde regelmatig dat het land 'spa gestoken ' ofwel verlaten werd, omdat de lasten niet meer opgebracht konden worden. Veel land verviel hierdoor aan de domeinen te Alkmaar, dat aldus de grootste grondbezitter van West-Friesland werd.
De lasten die de burgers dwongen te vertrekken, waren mede zo hoog ten gevolge van de paalworm.
In 1731 ontdekte men namelijk dat de paalworm de palen, waarmee de wierdijken (zeedijken) verankerd waren, zover aangetast had dat de dijken bij een storm van enig formaat zouden bezwijken. De waterschappen schreven een soort prijsvraag uit in de hoop dat het verlossende woord in deze nare zaak zou worden gesproken. De burgemeesters van Stede Broec, de heren Pieter Straat en Pieter van der Deure gaven de oplossing: de dijken aan de zeezijde versterken met grote keien. Deze werden in het begin uit Drenthe gehaald. Eerst werden veel hunebedden gesloopt, later moesten de keien zelfs uit Noorwegen en Denemarken gehaald worden. De hoge kosten moesten door de bevolking opgebracht worden.
Ontwikkeling van tuinbouw en transport (19e eeuw)
In deze eeuw groeide de sector land- en tuinbouw snel en voorspoedig. De tuinbouw werd voor Stede Broec in zekere zin de kurk waarop de stad bleef drijven. Het gebied ontwikkelde zich tot de voorraadschuur van vele Hollandse steden. Aanvankelijk werd de groente per schip vervoerd. Water was immers de natuurlijke verkeersweg in West-Friesland.
Pas in de 19e eeuw werd er meer aandacht besteed aan het aanleggen van wegen over land. De wegen waren vaak onverhard en slecht begaanbaar. De verbetering van deze wegen werd zeker niet gestimuleerd, omdat de havensteden concurrentie vreesden door het vervoer per schip, de beurtvaart. Rond 1880 verschenen de eerste trambanen en spoorwegen. West-Friesland beschikte in 1884 over een spoorverbinding tussen Hoorn en Enkhuizen, tussen Hoorn en Alkmaar en tussen Hoorn en Medemblik.
De armoede in West-Friesland en Stede Broec was groot, vooral onder de grote, katholieke gezinnen. Gedurende de oogsttijd moest men vaak van zonsopgang tot zonsondergang op het land ('de bouw', zegt de Westfries) werken. Doorgaans was het zwaar werk voor te weinig geld.
tekst: 't Centrum van Grootebroek in 1743, getekend door H. de Winter.
De twintigste eeuw
Tot aan de Tweede Wereldoorlog veranderde er niet veel aan de armoedige toestand van de bevolking. De leefsituatie veranderde wel vooral door de aanleg van een elektriciteits- en waterleidingnet, door het slopen van windmolens, die eeuwenlang het water uit de polders afvoerden en de installatie van door stoom en diesel aangedreven pompen.
De afsluiting van de Zuiderzee door de Afsluitdijk, op 28 mei 1932, betekende het einde van de haringvangst.
Pas na de Tweede Wereldoorlog is de welvaart in Stede Broec weer toegenomen, enerzijds door de komst van de fabrieken, anderzijds door de opkomst van het toerisme en verdere ontwikkeling en groei van de bloembollenteelt.
Stede Broec is vooral veranderd door de bouw van grote nieuwbouwwijken ten behoeve van de overloop uit de steden en door de verkaveling in de zeventiger jaren, waardoor de 'vaarpolder', waarin de tuinders werkten, veranderd werd in een 'rijpolder'.
Bijzonderheden van Stede Broec (chronologisch)
1150 Bovenkarspel: 200 inwoners.
Grootebroek: 259 inwoners.
1364 Grootebroek en Bovenkarspel kopen stadsrechten van Hertog Albrecht van Beieren.
Beide dorpen worden samengevoegd tot 'Stede Broec'.
1402 Lutjebroek en Hoogkarspel worden toegevoegd aan 'Stede Broec' .
1449 De haven van Stede Broec wordt in gebruik gesteld: 'De Broekerhaven'.
1494 Stede Broec telt 452 haardsteden, waarvan er 156 aan verarmde gezinnen toebehoorden.
1500 Lutjebroek en Hoogkarspel tellen samen: 141 haardsteden, waarvan er 30 aan arme lieden toebehoorden.
1514 Grootebroek: 169 woningen. Bovenkarspel: 189 woningen. Stede Broec: 4000 inwoners. 1574 59 schepen in de Oostzee komen uit Broekerhaven: derde plaats op ranglijst Hollandse havensteden
1614 Grootebroek: 316 woningen.. . Stede Broec: 7000 inwoners.
1645 Bovenkarspel: 1050 volwassen katholieken.
1650 Ontstaan van buurtschap 'Andijk', behorend bij Stede Broec. Dit buurtschap is sterk gereformeerd.
1694 Grote brand in Grootebroek, 40 huizen en boerderijen branden af.
1698 Misoogst, veel honger geleden.
1723 Bovenkarspel: 198 volwassen katholieken.
1744 Veepest, helft van veestapel gaat verloren.
1750 Weer brand in Grootebroek, het dorp wordt voor een groot deel verwoest.
1763 Brand in Lutjebroek, er blijft niet veel van het dorp over. 48 huizen gaan verloren, 22 hebben flinke schade.
1769 Weer veepest, weinig vee blijft over.
1812 Andijk wordt een aparte gemeente. Grootebroek: 1424 inwoners.1813 Grootebroek, Hoogkarspel en Bovenkarspel krijgen aparte raden. Einde van Stede Broec.
1814 Bovenkarspel heeft 773 inwoners, waarvan:479 gereformeerd, 278 katholiek, 7 luthers, 1 doopsgezind, 8 oud-katholiek.
Grootebroek heeft: 434 melkkoeien of vaarzen.
Bovenkarspel heeft: 367 melkkoeien of vaarzen.
1855 Bovenkarspel heeft: 398 melkkoeien, 75 kalveren, 521 schapen en 120 varkens.
1866 Grootebroek: 1850 inwoners, 1236 bunders land. Bovenkarspel: 1250 inwoners, 859 bunders land. 1900 Bovenkarspel heeft: 2500 inwoners.
Grootebroek heeft: 3000 inwoners.
1979 Op 1 jan. 1979 worden Grootebroek, Bovenkarspel en Lutjebroek weer samengevoegd tot 'Stede Broec'.
Bekende personen geboren in Stede Broec:
Pieter Janszoon Jong, geboren in 1842 te Lutjebroek. Zouaaf, soldaat van de paus. In 1867 als held gestorven tijdens een gevecht met Italiaanse vrijheidsstrijders.
J.G.M. Willebrands, geboren in 1909 te Bovenkarspel. Kardinaal en enige jaren hoofd van de katholieke Kerk in Nederland.
(Uit Jaarboek 1992 van Oud Stede Broec)